Liquide middelen in de eenmanszaak: niet blijvend overtollig

De ondernemer met een eenmanszaak moet blijvend overtollige liquide middelen in zijn onderneming verplicht naar zijn privévermogen overbrengen. De grens tussen tijdelijk en blijvend overtollige liquide middelen is lastig vast te stellen. Dat blijkt duidelijk uit een recente uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden: een zelfstandig werkende advocaat kon een bedrag aan liquide middelen van € 438.788, ruim 95% van het balanstotaal van zijn eenmanszaak, tot zijn ondernemingsvermogen rekenen!

De vraag of een vermogensbestanddeel tot het ondernemings- of privévermogen behoort is niet geheel afhankelijk van de wil van de ondernemer. Diens keuzevrijheid wordt beperkt door de grenzen der redelijkheid. Het Hof besliste dat het een ondernemer vrijstaat om niet alleen de liquide middelen voor financiering van lopende bedrijfsuitgaven en te verwachten investeringen tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen, maar ook de liquide middelen voor dekking van risico’s, en voor de versteviging van de onderneming. Aard en omvang van de onderneming zijn daarbij beslissend.

De onzekerheden die hij had genoemd – de huisvesting van de praktijk op korte en wat langere termijn, de onzekerheid over de continuïteit van de samenwerking met een collega, de bezuinigingen in de gefinancierde rechtsbijstand die 80% van zijn omzet was, én zijn gezondheidssituatie – waren volgens het Hof reële onzekerheden.

 Commentaar

Deze uitspraak kan IB-ondernemers goed van pas komen om een substantieel bedrag aan privé geldmiddelen

van box 3 naar de IB-onderneming door te boeken. Vrijwel iedere ondernemer kan de bedrijfsmatige risico’s

opsommen die het Hof in deze procedure aanhaalt om akkoord te gaan met toerekening van een groot bedrag

aan liquide middelen aan het ondernemingsvermogen.