De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over een vangnetregeling op het terrein van de sociale verzekeringen voor het geval het Verenigd Koninkrijk (VK) zonder akkoord uit de Europese Unie stapt. Een no-dealsituatie heeft tot gevolg dat de bestaande Europese regelgeving op het gebied van sociale zekerheid niet meer geldt in de relatie met het VK. Om de nadelige gevolgen voor uitkeringsgerechtigden zo veel mogelijk te voorkomen bevat het wetsvoorstel Verzamelwet Brexit een tijdelijke delegatiegrondslag. Op basis daarvan is een ontwerpbesluit opgesteld. Het besluit is bedoeld als een vangnetregeling. In grote lijnen komt dat neer op het volgende.

  1. De export van lopende Nederlandse AOW-uitkeringen wordt ongewijzigd voortgezet voor mensen die op de dag waarop het VK zich uit de EU terugtrekt in het VK wonen. Dat geldt ook voor uitkeringen op grond van de Anw, de ZW, de Wazo, de WAO, de WAZ, de WIA en voor enkele specifieke gevallen met een WW- of IOW-uitkering.
  2. De mogelijkheid om met behoud van maximaal drie maanden WW in het VK te gaan solliciteren vervalt.
  3. Het onder punt 1 beschreven overgangsrecht geldt ook voor personen die binnen 12 maanden na de Brexit recht hebben of krijgen op een van de uitkeringen en in deze periode in het VK wonen of verhuizen naar het VK.
  4. De export van de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag vervalt twee kwartalen na de datum van terugtrekking van het VK uit de EU.
  5. Verzekerde tijdvakken uit het VK tellen tot de dag van terugtrekking mee voor o.a. de wekeneis en de arbeidsverledeneis van de WW.

Het ontwerpbesluit voorkomt geen gevallen van dubbel of onverzekerd zijn en evenmin van dubbele of geen premieafdracht voor personen die zich bevinden in een grensoverschrijdende situatie met het VK.

De Europese Commissie heeft een voorstel voor een verordening met noodmaatregelen op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid na de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie gepubliceerd. Deze verordening zorgt voor een minimumniveau van bescherming van de socialezekerheidsrechten van personen die vóór de terugtrekkingsdatum gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer.